De Strategische AI-Blinde Vlek van het Westen
Het westen aan het Chinese AI-infuus?
Het publieke debat over AI wordt gedomineerd door een oppervlakkige race: welke chatbot is het slimst? Dit narratief, met de VS als leider en China als uitdager, creëert een gevaarlijke strategische blinde vlek. Het leidt de aandacht af van de arena waar de AI-race echt wordt beslist: die van de open-source modellen. En daar is China de VS al voorbij.
Wie de onderliggende technologische infrastructuur analyseert, ziet een onthutsende realiteit. Op internationale ranglijsten voor ‘open-weight’ modellen, de motoren waarop ontwikkelaars hun applicaties bouwen, domineren Chinese bedrijven als DeepSeek, Zhipu AI en Alibaba’s Qwen.
Volgens Martin Casado, tech-investeerder bij a16z, is er “ongeveer 80 procent kans” dat AI-startups die zij zien op Chinese open-source modellen draaien. De innovatiemotor van het Westen wordt dus al grotendeels aangedreven door Chinese technologie. De wetenschappelijke erkenning volgde op 17 september jl., toen het tijdschrift Nature een peer-reviewed paper publiceerde over DeepSeek-R1 met uitzonderlijke transparantie over methode en kosten; een stap die Nature andere labs aanmoedigde te volgen.
Deze dominantie strekt zich uit over het gehele generatieve spectrum. Terwijl de publieke aandacht zich richt op taalmodellen, voltrekt zich een vergelijkbare verschuiving in de creatie van beeld en video. Modellen als Alibaba’s Qwen-VL en de Wan 2.2-reeks zetten de toon in multimodale AI en volgen een open-weight strategie die snel een wereldwijd ecosysteem van ontwikkelaars aantrekt.
Deze Chinese voorsprong wordt bereikt ondanks de agressieve Amerikaanse chipblokkades, die de Chinese AI-ontwikkeling moesten verlammen. Washingtons poging tot technologische indamming, met name via exportrestricties op geavanceerde Nvidia-chips, lijkt averechts te werken. In plaats van China’s ontwikkeling te vertragen, dwongen de sancties Chinese bedrijven tot radicale efficiëntie en versnelde soevereiniteit. Geconfronteerd met beperkte toegang tot de allernieuwste hardware, innoveerden Chinese labs op software- en architectuurniveau. Ze ontwikkelden methoden om met minder krachtige, oudere chips modellen te bouwen die in benchmarks concurrerende prestaties laten zien tegen een fractie van de kosten. De Nature-publicatie van DeepSeek is hiervan een sterke illustratie.
Tegelijkertijd gaf de blokkade Beijing het mandaat om een volledig eigen hardware-ecosysteem te versnellen. De plannen van Huawei voor de ‘Atlas SuperClusters’, met als doel in 2027 een cluster met meer dan een miljoen eigen AI-chips te realiseren, zijn hiervan de meest zichtbare uiting. De Amerikaanse wurggreep heeft op lange termijn een veerkrachtige en onafhankelijke concurrent gecreëerd.
Een tweede paradox is die van het menselijk kapitaal. Terwijl Washington hardware export beperkt, leunen Amerikaanse AI-koplopers zwaar op talent van Chinese komaf. Een significant deel van de toponderzoekers bij OpenAI, Google DeepMind en Meta is opgeleid aan Chinese topuniversiteiten. Bij Meta’s Superintelligence-team melden verschillende berichten een zeer grote vertegenwoordiging van onderzoekers met Chinese achtergrond, met sommige schattingen rond de helft.
Deze dynamiek legt een fundamentele zwakte bloot. Er wordt een technologische muur opgetrokken voor hardware, terwijl de kennis en het talent die de software bouwen vrijelijk de grenzen oversteken. Het Westen importeert het talent dat de meest geavanceerde, gesloten modellen bouwt, terwijl de rest van de wereld steeds vaker de open-source modellen uit China importeert.
Hiermee wordt de diepere geopolitieke dynamiek zichtbaar. China is niet primair bezig met een inhaalrace op dure, gesloten AI-modellen. Het volgt een slimmere, asymmetrische strategie: het bouwt het ‘Android voor AI’. Door modellen van wereldklasse open en goedkoop beschikbaar te maken, positioneert het zich als de leverancier van de onmisbare infrastructuur waarop de rest van de wereld zal draaien. Dit is geen commerciële, maar een geopolitieke strategie. Via initiatieven als de Digital Silk Road wordt deze technologie, inclusief normen en standaarden, geëxporteerd naar meer dan 140 landen die een alternatief zoeken voor de Amerikaanse technologische hegemonie.
De strategische implicaties voor Europa zijn diepgaand. Natuurlijk zijn er lichtpunten: bedrijven als het Franse Mistral AI, recent versterkt met een investering van circa €1,3 miljard door het Nederlandse ASML, bewijzen dat Europees technologisch potentieel bestaat. Toch maskeert dit een hardnekkig patroon: toptalent vertrekt naar Silicon Valley en voor groeikapitaal wordt vaak buiten de eigen grenzen gekeken. In deze realiteit dreigt Europa’s voornaamste antwoord op de AI-revolutie er een van regulering te zijn, in plaats van fundamentele innovatie. We zijn wereldleider in het opstellen van spelregels met de AI Act, maar hebben nauwelijks invloed op de basissystemen. De metafoor is treffend: we stellen gedetailleerde regels op voor het gebruik van de auto, zonder enige zeggenschap over wie de motor bouwt.
Het is tijd dat ons gesprek over AI voorbij de chatbots wordt getild. De vraag is niet wie de slimste digitale assistent maakt, maar wie het besturingssysteem van de toekomst levert. Als Europese beleidsmakers en bedrijven onze blik niet verruimen, zullen we ontwaken in een wereld waarin de fundamenten van onze digitale economie draaien op een open-source infrastructuur die in China wordt ontworpen en gedefinieerd. En wie de standaarden zet, bepaalt de spelregels.